4. In Artikel 3 Absatz 1 Buchstaben a, b und c genannte Straftaten, bei denen der Gesamtnennwert oder potenzielle Gesamtnennwert der betroffenen Banknoten und Münzen mindestens 10 000 EUR oder den entsprechenden Betrag in der Währung der einschlägigen falschen Banknoten und Münzen beträgt oder besonders schwer wiegende Umstände vorliegen, sind zu bedrohen mit
4. Voor onder a), b) en c) van artikel 3, lid 1, genoemde delicten waarin het gaat om biljetten en muntstukken met een totale nominale of potentiële nominale waarde van ten minste 10 000 euro of de equivalente waarde in de munt van de valse biljetten en muntstukken geldt een gevangenisstraf met een maximale duur van ten minste acht jaar.