(3) Die Verwahrstelle geht bei der regelmäßigen Überprüfung und laufenden Kontrolle des Dritten mit der gebotenen Sachkenntnis, Sorgfalt und Gewissenhaftigkeit vor, um sicherzustellen, dass der Dritte weiterhin die in Absatz 1 genannten Kriterien und die in Artikel 21 Absatz 11 Buchstabe d der Richtlinie 2011/61/EU aufgeführten Bedingungen erfüllt.
3. Bij de periodieke evaluatie en doorlopende bewaking gaat een bewaarder met de nodige bekwaamheid, zorg en zorgvuldigheid te werk om zich ervan te vergewissen dat de derde aan de criteria van lid 1 van dit artikel en aan de voorwaarden van artikel 21, lid 11, onder d), van Richtlijn 2011/61/EU blijft voldoen.