Die vorlegenden Richter fragen den Hof, ob nicht gegen diesen Grundsatz verstossen werde, einerseits durch das Fehlen einer gesetzlichen Definition des materiellen Elements der in der fraglichen Bestimmung vorgesehenen Straftat und andererseits durch den Umstand, dass die Definition des moralischen Elements dieser Straftat dem Richter eine zu grosse Ermessenbefugnis überlasse.
De verwijzende rechters vragen aan het Hof of dat beginsel niet wordt geschonden door, enerzijds, de ontstentenis van een wettelijke definitie van het materiële bestanddeel van het misdrijf waarin de in het geding zijnde bepaling voorziet en, anderzijds, het gegeven dat de definitie van het morele bestanddeel van dat misdrijf aan de rechter een te grote beoordelingsbevoegdheid laat.