19. betont hinsichtlich der Bekämpfung der sozialen Ausgrenzung und Armut, die weiterhin vorzüglich Sache der Mitgliedstaaten bleiben muß, dass die Gemeinschaftsprogramme zur Erleichterung der offenen Koordination nicht Bürokraten und bestimmten NRO zugute kommen dürfen, sondern zu besseren Politiken und Strukturen führen müssen, um die Schwierigkeiten junger Menschen und benachteiligter Personen wie der behinderten, der älteren Menschen und der legalen Einwanderer zu lindern;
19. onderstreept in verband met de bestrijding van sociale uitsluiting en armoede, die primair een zaak moet blijven voor de lidstaten, dat de communautaire programma's voor een gemakkelijker open coördinatie niet bedoeld zijn voor het welzijn van bureaucraten en bepaalde NGO's, maar moeten leiden tot betere beleidsvormen en structuren om de problemen op te lossen van jongeren en minder bevoorrechten zoals gehandicapten, ouderen en legale immigranten;
