Traduction de «juli 1994 ergangenen » (Allemand → Néerlandais) :

Dem beigefügten Bericht an den König zufolge soll mit dem o.a. königlichen Erlass dafür gesorgt werden, dass der globale Haushalt nicht überschritten wird, in dem der König die für die Seniorenheime bestimmten Finanzmittel festlegt (Mittel, die unter den Seniorenheimen auf die Art und Weise aufgeteilt werden, die in einem zur Durchführung des obengenannten Artikels 69 § 4 Absatz 2 der koordinierten Gesetze vom 14. Juli 1994 ergangenen königlichen Erlass vom 24. Dezember 1996 festgelegt worden ist).
Het voormelde koninklijk besluit strekt, volgens het bijgevoegde verslag aan de Koning, ertoe ervoor te zorgen dat de algehele begroting waarin de Koning de financiële middelen vaststelt die bestemd zijn voor de rusthuizen (middelen die verdeeld worden onder de rusthuizen volgens de wijze die is vastgesteld in een koninklijk besluit van 24 december 1996 genomen ter uitvoering van het voormeld artikel 69, § 4, tweede lid, van de gecoördineerde wetten van 14 juli 1994) niet wordt overschreden.

« - Verstösst Artikel 156 letzter Absatz in fine des Gesetzes vom 14. Juli 1994 über die Gesundheitspflege- und Entschädigungspflichtversicherung dadurch, dass er bestimmt, dass ' nur der Tenor der Beschlüsse (der beschränkten Kammer und der Berufungskommission) [.] bekanntgemacht [wird] ', gegen die in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Grundsätze der Gleichheit und Nichtdiskriminierung, während in Anwendung dieser Bestimmung nur das LIKIV, verfolgende Partei im Verfahren, die Rechtsprechung der Berufungskommission kennt und der Berufungskläger sie nicht gesetzmässig durch die Veröffentlichung dieser Rechtsprechung zur Kenntnis nehmen kann, insbesondere hinsichtlich des Verjährungsgrunds, so wie ihn die Berufungskommission in ihrem neulich ergangenen Beschluss ausgelegt hat, aufgrund der Anwendung von Artikel 174 Absatz 1 Nr. 10 des Gesetzes vom 14. Juli 1994 und im Lichte der vorstehenden Ausführungen?
« - Schendt artikel 156, laatste lid, in fine, van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, doordat het bepaalt dat ` enkel het beschikkend gedeelte der beslissingen (van de beperkte kamer en van de commissie van beroep) wordt bekendgemaakt ', de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, terwijl met toepassing van die bepaling alleen het R.I. Z.I. V. , vervolgende partij in het proces, kennis heeft van de rechtspraak van de commissie van beroep en de appellant daar wettelijk geen kennis van kan krijgen via de bekendmaking van die rechtspraak, in het bijzonder wat het middel van de verjaring betreft, zoals door de commissie van beroep geïnterpreteerd in een recente beslissing, afgeleid uit de toepassing van artikel 174, eerste lid, 10°, van de wet van 14 juli 1994 en in het licht van wat hiervoor is uiteengezet ?

« - Verstösst Artikel 156 letzter Absatz in fine des Gesetzes vom 14. Juli 1994 über die Gesundheitspflege- und Entschädigungspflichtversicherung dadurch, dass er bestimmt, dass 'nur der Tenor der Beschlüsse (der beschränkten Kammer und der Berufungskommission) [.] bekanntgemacht [wird]', gegen die in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Grundsätze der Gleichheit und Nichtdiskriminierung, während in Anwendung dieser Bestimmung nur das LIKIV, verfolgende Partei im Verfahren, die Rechtsprechung der Berufungskommission kennt und der Berufungskläger sie nicht gesetzmässig durch die Veröffentlichung dieser Rechtsprechung zur Kenntnis nehmen kann, insbesondere hinsichtlich des Verjährungsgrunds, so wie ihn die Berufungskommission im ihrem neulich ergangenen Beschluss ausgelegt hat, aufgrund der Anwendung von Artikel 174 Absatz 1 Nr. 10 des Gesetzes vom 14. Juli 1994 und im Lichte der vorstehenden Ausführungen?
« - Schendt artikel 156, laatste lid, in fine, van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, doordat het bepaalt dat `enkel het beschikkend gedeelte der beslissingen (van de beperkte kamer en van de commissie van beroep) wordt bekendgemaakt', de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, terwijl met toepassing van die bepaling alleen het R.I. Z.I. V. , vervolgende partij in het proces, kennis heeft van de rechtspraak van de commissie van beroep en de appellant daar wettelijk geen kennis van kan krijgen via de bekendmaking van die rechtspraak, in het bijzonder wat het middel van de verjaring betreft, zoals door de commissie van beroep geïnterpreteerd in een recente beslissing, afgeleid uit de toepassing van artikel 174, eerste lid, 10°, van de wet van 14 juli 1994 en in het licht van wat hiervoor is uiteengezet ?

« Stehen Artikel 2 des königlichen Erlasses vom 16. Dezember 1996 zur Abänderung des Gesetzes vom 30. März 1994 und die Artikel 11 Nr. 2 und 12 des Gesetzes vom 13. Juni 1997 zur Bestätigung der in Anwendung der Gesetze vom 26. Juli 1996 ergangenen königlichen Erlasse im Widerspruch zu den in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Grundsätzen, in Verbindung mit den Artikeln 6 Absatz 1 und 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention, soweit sie die Einbehaltungen, die vom 1. Januar 1995 bis zum 31. Dezember 1996 in Anwendung von Artikel 68 des Gesetzes vom 30. März 1994 und des königlichen Erlasses vom 28. Oktober 1994 durchgeführt wurden, für wirksam erklären, während richterliche Entscheidungen vorliegen, in denen über die Gesetzmässigkeit des königlichen Erlasses vom 28. Oktober 1994 befunden wurde?
« Zijn artikel 2 van het koninklijk besluit van 16 december 1996 tot wijziging van de wet van 30 maart 1994 en de artikelen 11, 2°, en 12 van de wet van 13 juni 1997 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wetten van 26 juli 1996 strijdig met de in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet verankerde beginselen, in samenhang gelezen met de artikelen 6.1 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre zij de afhoudingen die van 1 januari 1995 tot 31 december 1996 zijn verricht met toepassing van artikel 68 van de wet van 30 maart 1994 en van het koninklijk besluit van 28 oktober 1994, geldig verklaren, terwijl er jurisdictionele beslissingen bestaan waarbij uitspraak is gedaan over de wettigheid van het koninklijk besluit van 28 oktober 1994 ?