Die klagenden Parteien führen an, dass die Ausnahme unter Berücksichtigung des Erwägungsgrunds 27 der Richtlinie sich nur auf Dienstleistungen an Personen, « die aufgrund ihres unzureichenden Familieneinkommens oder des völligen oder teilweisen Verlustes ihrer Selbständigkeit dauerhaft oder vorübergehend besonders hilfsbedürftig sind oder Gefahr laufen, marginalisiert zu werden », bezieht.
De verzoekende partijen betogen dat die uitzondering, gelet op de zevenentwintigste overweging van de richtlijn, enkel betrekking heeft op diensten aan personen « met permanente of tijdelijke bijzondere behoeften wegens hun ontoereikende gezinsinkomen of met een volledig of gedeeltelijk gebrek aan onafhankelijkheid en die gevaar lopen te worden gemarginaliseerd ».