5. Kommt eine Person eingeschränkter Mobilität auf dem Luftwege auf einem unter diese Verordnung fallenden Flughafen an, dann leistet das Leitungsorgan des Flughafens die im Anhang I genannte Hilfe so, dass die Person in der Lage ist, den in Artikel 6 Absatz 4 genannten Ort ihrer Abfahrt von dem Flughafen zu erreichen.
5. Wanneer een persoon met beperkte mobiliteit landt op een luchthaven waarop deze verordening van toepassing is, moet het beheersorgaan van de luchthaven de in bijlage I vermelde bijstand verlenen op zodanige wijze dat de persoon in staat is zich te begeven naar het punt van waar hij de luchthaven zal verlaten, overeenkomstig artikel 6, lid 4.