(1) Jede Vertragspartei ergreift im Rahmen ihrer Hoheitsgewalt geeignete Maßnahmen, um für die Einhaltung dieses Übereinkommens und der von der Kommission angenommenen Erhaltungsmaßnahmen zu sorgen, soweit sie für die Vertragspartei nach Artikel IX dieses Übereinkommens verbindlich sind.
1. Elke verdragsluitende partij neemt de passende maatregelen die binnen haar bevoegdheid vallen om ervoor te zorgen dat de hand wordt gehouden aan de bepalingen van dit Verdrag en aan de door de Commissie vastgestelde instandhoudingsmaatregelen waaraan elke partij overeenkomstig artikel IX van dit Verdrag gebonden is.