(1) Die zuständige Behörde kann abweichend von den Artikeln 12, 13 und 14 die Verwendung tierischer Nebenprodukte und ihrer Folgeprodukte zu Ausstellungszwecken, für künstlerische Aktivitäten sowie zu Diagnose-, Bildungs- oder Forschungszwecken unter Bedingungen zulassen, die die Kontrolle der Gefahren für die Gesundheit von Mensch und Tier gewährleisten.
1. In afwijking van de artikelen 12, 13 en 14 mag de bevoegde autoriteit toestaan dat dierlijke bijproducten en afgeleide producten, onder voorwaarden ter beheersing van risico’s voor de volksgezondheid en de diergezondheid, worden gebruikt voor tentoonstellingen en artistieke activiteiten en voor diagnose, onderwijs en onderzoek.