Aus den Vorarbeiten zum Gesetz vom 20. Juli 2005 geht hervor, dass der Gesetzgeber der Auffassung war, dass « nur diese Lösung die Anforderungen des Schiedshofes erfüllen kann » und dass « angesichts der Vielfalt der Vermögenssituationen der Personen, die die Kreditwürdigkeit de
s Konkursschuldners gestärkt haben, die Festlegung von präzisen Kriterien im Gesetz zur Unterstützung der Beurteilun
g durch das Gericht nicht nur unzufriedenstellend sein würde, sondern darüber hinaus eine Quelle der Rechtsunsicherheit sein könnte » (Parl. Dok.
...[+++], Kammer, 2004-2005, DOC 51-1811/001, S. 6).
De parlementaire voorbereiding van de wet van 20 juli 2005 stelt dat de wetgever heeft geoordeeld dat « deze oplossing als enige van aard [was] om tegemoet te komen aan de eisen van het Arbitragehof » en dat « gezien het veelvoud van patrimoniale situaties van de personen die de kredietwaardigheid van de gefailleerde versterkten, [.] het vastleggen in de wet van precieze criteria, bedoeld om de beoordeling van de rechtbank te omkaderen, niet alleen onbevredigend [was], maar het [.] een bron [kon] zijn van rechtsonzekerheid » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1811/001, p. 6).