Im Gesetz ist im Ubrigen ausdrücklich in Artikel 52 § 2 Absatz 2 vorgesehen, dass ein Notarsanwärter, der Partner des Notariatsstubeninhabers wird, sich darauf beschränken kann, nur seine Geschäftstüchtigkeit in die Gesellschaft einzubringen, und es wird präzisiert, dass im Gesellschaftsvertrag festgelegt wird, welche Rechte er am Gesellschaftsvermögen und am Einkommen der Amtsstube erhält.
De wet bepaalt overigens uitdrukkelijk, in artikel 52, § 2, tweede lid, ervan, dat een kandidaat-notaris die een vennoot van de notaris-titularis wordt, zich kan beperken tot het inbrengen van zijn nijverheid in de associatie en preciseert dat in het associatiecontract wordt bepaald welke rechten hij verkrijgt in het vennootschapsvermogen en in het inkomen van het kantoor.
