Da der begrenzte Ertrag von verpachteten landwirtschaftlichen Gütern unter anderem auf die gemäss dem Gesetz vom 4. November 1969 zur Begrenzung der Pachtpreise festgelegten Höchstpachtpreise zurückzuführen ist, konnte der Gesetzgeber vernünftigerweise den Vorteil von Artikel 7 § 1 Nr. 2 Buchstabe b) des EStGB 1992 auf unbewegliche Güter, die gemäss diesem Gesetz verpachtet werden, begrenzen.
Vermits de beperkte opbrengst van in pacht gegeven landbouwgoederen mede te wijten is aan de overeenkomstig de wet van 4 november 1969 tot beperking van de pachtprijzen bepaalde maximumpachtprijzen, kon de wetgever redelijkerwijs het voordeel van artikel 7, § 1, 2°, b), van het WIB 1992 beperken tot onroerende goederen die overeenkomstig die wet worden verhuurd.