Die klagenden Parteien führen an, die angefochtene Bestimmung beinhalte einen Verstoss gegen Artikel 9 § 1 Absatz 3 des Sondergesetzes vom 16. Januar 1989 bezüglich der Finanzierung der Gemeinschaften und Regionen, gegen Artikel 6 § 1 VI Absatz 3 des Sondergesetzes vom 8. August 1980 und gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung.
De verzoekende partijen betogen dat de bestreden bepaling een schending inhoudt van artikel 9, § 1, derde lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, van artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 en van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.