21. stellt fest, dass die Entwicklung von Umwelttechnologien in der EU, vor allem im Energiesektor, durch erhebliche staatliche Beihilfen für fossile Brennstoffe und die Atomkraft behindert wurde; ist der festen Überzeugung, dass die externen Kosten in den Preis für Energie aus unterschiedlichen Quellen einbezogen und die Leitlinien für die staatlichen Beihilfen in der EU auf der Basis dieses Prinzips revidiert werden sollten;
21. wijst erop dat de ontwikkeling van milieutechnologieën, met name in de energiesector, in de EU is belemmerd door de grote overheidssteun voor fossiele brandstoffen en kernenergie; gelooft sterk in het principe van doorberekening van externe kosten in de prijs van energie uit de verschillende bronnen, en is van mening dat dit beginsel de basis zou moeten vormen voor de herziening van de Europese richtsnoeren inzake staatssteun;