Der Ministerrat führt an, dass die Nichtigkeitsklagegründe der Kläge
rin ausschliesslich Artikel 71 des Gesetzes vom 2. Januar 2001 beträfen - so dass die Klage folglich als unzulässig erklärt werden müs
se in bezug auf die zwei anderen angefochtenen Bestimmungen dieses Gesetzes - und legt in bezug auf den ersten Klagegrund zunächst dar, dass Artikel 71, in dem ein Unterschied gemacht werde zwischen den Asylbewerbern, deren Antrag als zulässig erklärt worden sei, und den Asylbewerbern, bei d
enen dies nicht der ...[+++]Fall sei, sich darauf beschränke, auf verallgemeinernde Weise eine Unterscheidung zu übernehmen, die bereits in Artikel 54 § 3 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 enthalten gewesen sei; dieser habe die Bestimmung eines obligatorischen Eintragungsortes ausschliesslich für die Bewerber, deren Antrag noch nicht für zulässig erklärt worden sei, vorgesehen.Na te hebben opgemerkt dat de door de verzoekster aangevoerde middelen tot verni
etiging uitsluitend artikel 71 van de wet van 2 januari 2001 betreffen - zodat het beroep bijgevolg onontvankelijk moet w
orden verklaard wat betreft de twee andere bestreden bepalingen van die wet -, stelt de Ministerraad ten aanzien van het eerste middel in eerste instantie dat artikel 71, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de kand
idaat-vluchtelingen wier aanvraag ...[+++]al ontvankelijk werd verklaard en de kandidaat-vluchtelingen voor wie dat niet het geval is, zich ertoe beperkt op veralgemenende wijze een onderscheid over te nemen dat reeds werd gemaakt in artikel 54, § 3, van de wet van 15 december 1980, dat voorzag in de aanwijzing van een verplichte plaats van inschrijving uitsluitend voor de kandidaten wier aanvraag nog niet ontvankelijk was verklaard.