Traduction de «disziplin beim » (Allemand → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

Disziplin von Schülern/Schülerinnen aufrechterhalten | Disziplin von Studierenden aufrechterhalten
studentendiscipline handhaven

Direktorin für Richtlinien und Informationssicherheit beim Glücksspiel | Direktor für Richtlinien und Informationssicherheit beim Glücksspiel | Direktor für Richtlinien und Informationssicherheit beim Glücksspiel/Direktorin für Richtlinien und Informationssicherheit beim Glücksspiel
complianceofficer loterij | hoofd informatiebeveiliging | hoofd compliance en informatiebeveiliging kansspelen | manager informatieveiligheid

Sozialarbeiter beim Militär | Sozialarbeiter beim Militär/Sozialarbeiterin beim Militär | Sozialarbeiterin beim Militär
militair maatschappelijk werker | bedrijfsmaatschappelijk werker krijgsmacht | maatschappelijk werker krijgsmacht

funktionelle Disziplin
functionele discipline

Disziplin
tucht

Vereinbarung einer gemeinsamen Disziplin
tijdelijke regeling inzake op elkaar afgestemd gedrag

gemeinsame Disziplin
onderling afgestemd gedrag

Finanzdisziplin | finanzpolitische Disziplin
begrotingsdiscipline

militärische Disziplin [ Fahnenflucht ]
militaire discipline [ desertie ]

Steuermann beim Schleppdienst
stuurman bij de sleepdienst

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

37. betont, dass die für die Delegationen der Union derzeit geltenden Finanzregelungen nach wie vor großen Verwaltungsaufwand für den Delegationsleiter bedeuten, was die Delegationsleiter von ihrer vorrangigen Aufgabe – der politischen Arbeit – abhält; fordert den EAD und die Kommission nachdrücklich auf, eine Lösung für dieses Problem zu finden, die eine Änderung der Finanzregelungen zur Folge haben könnte, sofern sich dies nicht nachteilig auf die Qualität und die Disziplin beim Haushaltsvollzug der Delegationen auswirkt; stellt ferner fest, dass für Verwaltungsausgaben weiterhin Haushaltslinien sowohl des EAD als auch der Kommission herangezogen werden, was die Finanzabläufe unnötig verkompliziert;
37. onderstreept dat de financiële regels voor de delegaties van de Unie voor de hoofden van die delegaties nog altijd een zware administratieve last vormen en hen afleiden van hun belangrijkste verantwoordelijkheid, namelijk de politieke werkzaamheden; spoort de EDEO en de Commissie aan hiervoor een oplossing te vinden, ook als daarvoor een wijziging van de financiële regels nodig zou zijn, op voorwaarde dat dit niet ten koste gaat van de kwaliteit en nauwkeurigheid in het begrotingsjaar van de delegaties; merkt eveneens op dat er voor beleidsuitgaven nog altijd gebruik wordt gemaakt van begrotingslijnen in zowel de EDEO- als de Commissiebegroting, wat financieringsstromen onnodig ingewikkeld maakt;

7. betont, dass die für die Delegationen der Union derzeit geltenden Finanzregelungen nach wie vor großen Verwaltungsaufwand für den Delegationsleiter bedeuten, was die Delegationsleiter von ihrer vorrangigen Aufgabe – der politischen Arbeit – abhält; fordert den EAD und die Kommission nachdrücklich auf, eine Lösung für dieses Problem zu finden, die eine Änderung der Haushaltsordnung zur Folge haben könnte, sofern sich dies nicht nachteilig auf die Qualität und die Disziplin beim Haushaltsvollzug der Delegationen auswirkt; stellt ferner fest, dass für Verwaltungsausgaben weiterhin Haushaltslinien sowohl des EAD als auch der Kommission herangezogen werden, was die Finanzabläufe unnötig verkompliziert; unterstützt die Empfehlung aus dem Bericht des Rechnungshofs, wonach die Unterstützung für die Vergabeverfahren in den Delegationen der Union ausgebaut werden muss;
7. onderstreept dat de financiële regels voor de delegaties van de Unie voor de hoofden van die delegaties nog altijd een zware administratieve last vormen, en hen afleiden van hun belangrijkste verantwoordelijkheid, namelijk de politieke werkzaamheden; spoort de EDEO en de Commissie aan hiervoor een oplossing te vinden, ook als daarvoor een wijziging van de financiële regels nodig zou zijn, op voorwaarde dat dit niet ten koste gaat van de kwaliteit en nauwkeurigheid in het begrotingsjaar van de delegaties; merkt eveneens op dat er voor beleidsuitgaven nog altijd gebruik wordt gemaakt van begrotingslijnen in zowel de EDEO- als de Commissiebegroting, wat financieringsstromen onnodig ingewikkeld maakt; onderschrijft de aanbeveling uit het verslag van de Europese Rekenkamer om de steun voor aanbestedingsprocedures in delegaties van de Unie te verhogen;

36. betont, dass die für die Delegationen der Union derzeit geltenden Finanzregelungen nach wie vor großen Verwaltungsaufwand für den Delegationsleiter bedeuten, was die Delegationsleiter von ihrer vorrangigen Aufgabe – der politischen Arbeit – abhält; fordert den EAD und die Kommission nachdrücklich auf, eine Lösung für dieses Problem zu finden, die eine Änderung der Finanzregelungen zur Folge haben könnte, sofern sich dies nicht nachteilig auf die Qualität und die Disziplin beim Haushaltsvollzug der Delegationen auswirkt; stellt ferner fest, dass für Verwaltungsausgaben weiterhin Haushaltslinien sowohl des EAD als auch der Kommission herangezogen werden, was die Finanzabläufe unnötig verkompliziert;
36. onderstreept dat de financiële regels voor de delegaties van de Unie voor de hoofden van die delegaties nog altijd een zware administratieve last vormen en hen afleiden van hun belangrijkste verantwoordelijkheid, namelijk de politieke werkzaamheden; spoort de EDEO en de Commissie aan hiervoor een oplossing te vinden, ook als daarvoor een wijziging van de financiële regels nodig zou zijn, op voorwaarde dat dit niet ten koste gaat van de kwaliteit en nauwkeurigheid in het begrotingsjaar van de delegaties; merkt eveneens op dat er voor beleidsuitgaven nog altijd gebruik wordt gemaakt van begrotingslijnen in zowel de EDEO- als de Commissiebegroting, wat financieringsstromen onnodig ingewikkeld maakt;

4. ist sich bewusst, dass die GATS-Listen der GATS-Vertragsparteien zum Teil veraltet sind und darüber hinaus ein unterschiedliches Niveau an Liberalisierung und Disziplin in Bezug auf die von den WTO-Mitgliedern eingegangenen Verpflichtungen beim Handel mit Dienstleistungen aufweisen; hebt allerdings hervor, dass darin das Wesen des Dienstleistungssektors zum Ausdruck kommt, der sich grundlegend vom Sektor des Handels mit Waren unterscheidet;
4. wijst erop dat de GATS-lijsten van de partijen bij de GATS deels gedateerd zijn en bovendien verschillen tussen de WTO-leden vertonen wat betreft hun niveau van liberalisering en de naleving van hun verbintenissen op het gebied van de handel in diensten; benadrukt echter dat dit een weerspiegeling is van de ware aard van de dienstensector, die fundamenteel verschilt van de sector handel in goederen;

4. begrüßt die Schritte zur Stärkung der wirtschaftspolitischen Steuerung, die die EU-Regierungen beim Gipfel vom 4. Februar 2011 unternommen haben; spricht sich jedoch entschieden gegen die vorgeschlagene Methode aus; ist der Ansicht, dass ein rein zwischenstaatliches System außerhalb der vertraglichen Strukturen nicht die gewünschte Wirkung erzielen wird; betont, dass nur durch die Anwendung der Gemeinschaftsmethode und die Übertragung von Befugnissen an die Kommission wirksam für Disziplin gesorgt werden kann; erachtet es für inakzeptabel, dass die Kommission einfach übergangen wird;
4. spreekt zijn waardering uit voor de initiatieven die de regeringen van de EU tijdens de Top van 4 februari 2011hebben genomen tot uitbreiding van de economische sturing; is echter fel gekant tegen de voorgestelde methode; is van mening dat een zuiver intergouvernementeel system buiten de Verdragsstructuren om, niet het gewenste effect zal hebben; wijst erop dat er alleen daadwerkelijk voor discipline kan worden gezorgd als de communautaire methode wordt toegepast en als aan de Commissie volmachten worden verstrekt; is van mening dat het onaanvaardbaar is dat de Europese Commissie naar de zijlijn wordt gedrongen;

« Verstösst Artikel 412 § 2 Nr. 1 erster Gedankenstrich und Nr. 3 vierter Gedankenstrich des Gerichtsgesetzbuches, eingefügt durch das Gesetz vom 7. Juli 2002 zur Abänderung von Teil II Buch II Titel V des Gerichtsgesetzbuches bezüglich der Disziplin und zur Rückgängigmachung des Gesetzes vom 7. Mai 1999 zur Abänderung des Gerichtsgesetzbuches, was die Disziplinarregelung für die Mitglieder des gerichtlichen Standes betrifft, gegen die Artikel 10, 11 und 13 der Verfassung, an sich und in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, indem im Rahmen eines Disziplinarverfahrens die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die im vorerwähnten Artikel genannten Mitglieder der Staatsanwaltschaft von einem Vorgesetzten auferlegt werden, und zwar vom Generalprokurator beim Appellationshof, der nicht Mitglied der rechtsprechenden Gewalt ist, und ohne dass irgendeine Form der richterlichen Kontrolle vorgesehen ist, während die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die Magistrate des Sitzes, die Magistrate des Kassationshofes ausgenommen, von der ersten Kammer des Appellationshofes auferlegt werden?
« Schendt het artikel 412, § 2, 1°, eerste streepje, en 3°, vierde streepje, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, op zich en gelezen in samenhang met het artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, doordat, in het kader van een tuchtprocedure, de zware tuchtstraffen ten aanzien van de in bedoeld artikel opgesomde leden van het Openbaar Ministerie worden opgelegd door een hiërarchische overste, met name de procureur-generaal bij het hof van beroep, niet-lid van de rechterlijke macht, en zonder dat voorzien is in enigerlei vorm van rechterlijke controle, terwijl de zware tuchtstraffen ten aanzien van de leden van de zittende magistratuur, met uitzondering van de magistraten van het Hof van Cassatie, worden opgelegd door de eerste kamer van het Hof van beroep ?

« Verstösst Artikel 412 § 2 Nr. 1 erster Gedankenstrich und Nr. 3 vierter Gedankenstrich des Gerichtsgesetzbuches, eingefügt durch das Gesetz vom 7hhhhqJuli 2002 zur Abänderung von Teil II Buch II Titel V des Gerichtsgesetzbuches bezüglich der Disziplin und zur Rückgängigmachung des Gesetzes vom 7hhhhqMai 1999 zur Abänderung des Gerichtsgesetzbuches, was die Disziplinarregelung für die Mitglieder des gerichtlichen Standes betrifft, gegen die Artikel 10, 11 und 13 der Verfassung, an sich und in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, indem im Rahmen eines Disziplinarverfahrens die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die im vorerwähnten Artikel genannten Mitglieder der Staatsanwaltschaft von einem Vorgesetzten auferlegt werden, und zwar vom Generalprokurator beim Appellationshof, der nicht Mitglied des gerichtlichen Standes ist, und ohne dass irgendeine Form der gerichtlichen Kontrolle vorgesehen ist, während die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die Magistrate des Sitzes, die Magistrate des Kassationshofes ausgenommen, von der ersten Kammer des Appellationshofes auferlegt werden?
« Schendt het artikel 412, § 2, 1°, eerste streepje, en 3°, vierde streepje, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, op zich en gelezen in samenhang met het artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, doordat, in het kader van een tuchtprocedure, de zware tuchtstraffen ten aanzien van de in bedoeld artikel opgesomde leden van het Openbaar Ministerie worden opgelegd door een hiërarchische overste, met name de procureur-generaal bij het hof van beroep, niet-lid van de rechterlijke macht, en zonder dat voorzien is in enigerlei vorm van rechterlijke controle, terwijl de zware tuchtstraffen ten aanzien van de leden van de zittende magistratuur, met uitzondering van de magistraten van het Hof van Cassatie, worden opgelegd door de eerste kamer van het Hof van beroep ?