Die klagenden Parteien führen an, ohne dass ihnen in diesem Punkt durch die Regionalregierung widersprochen wird, dass angesichts der in Artikel 2.3.52 § 3 des BGLKE vorgesehenen Ausnahmen die in den angefochtenen Bestimmungen vorgesehene Begrenzung der Anzahl Stellplätze nur für die Parkplätze gelte, deren Betrieb einer Umweltgenehmigung unterliege und die zu Bürogebäuden sowie zu Flächen für Tätigkeiten der Hochtechnologie oder der Produktion immaterieller Güter gehörten.
De verzoekende partijen voeren aan, zonder op dat punt te worden tegengesproken door de Gewestregering, dat, gelet op de uitzonderingen bepaald in artikel 2.3.52, § 3, van het BWLKE, de beperking van het aantal parkeerplaatsen waarin de bestreden bepalingen voorzien, alleen geldt voor de parkings waarvan de exploitatie is onderworpen aan een milieuvergunning, bij een kantoorgebouw, alsook bij oppervlakten die bestemd zijn voor hoogtechnologische activiteiten of de productie van immateriële goederen.
