Der Staatsrat fragt den Hof, ob Artikel 30 § 1 Absatz 4 der vorerwähnten koordinierten Gesetze gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstosse, insofern er den König ermächtige, eine Frist zur Verjährung der Kassationsbeschwerde im Sinne von Artikel 14 § 2 derselben Gesetze festzulegen, die kürzer ist diejenige im Sinne von Artikel 1073 des Gerichtsgesetzbuches.
De Raad van State vraagt het Hof of artikel 30, § 1, vierde lid, van de voormelde gecoördineerde wetten de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre het de Koning ertoe machtigt een verjaringstermijn van het cassatieberoep bedoeld in artikel 14, § 2, van dezelfde wetten vast te stellen die korter is dan die welke wordt bedoeld in artikel 1073 van het Gerechtelijk Wetboek.