und während der Schiedsrichter dadurch, dass er das Verfahren in Bezug auf den Zwischenstreit, den die Ablehnung darstellt, in niederländischer Sprache fortsetzen will, gegen die Vorschriften von Absatz 3 von Artikel 4 des Gesetzes vom 15. Juni 1935 verstößt, wobei die Verhandlungen und die Verfahrensakte in einer anderen Sprache als derjenigen des verfahrenseinleitenden Akts des Schiedsverfahrens geführt bzw. abgefasst werden?
en terwijl de arbiter, door de procedure op tussengeschil die de wraking vormt, te willen voortzetten in het Nederlands, de voorschriften schendt van het derde lid van artikel 4 van de wet van 15 juni 1935, daar de debatten worden gevoerd en de akten opgesteld in een andere taal dan die van de akte tot inleiding van de arbitrage ?