(3) Die Vorschriften dieser Verordnung sollten nicht die Untersuchungen berühren, die das Europäische Amt für Betrugsbekämpfung auf der Grundlage der ihm durch die Verordnung (EG) Nr. 1073/1999 des Europäischen Parlaments und des Rates vom 25. Mai 1999 über die Untersuchungen des Europäischen Amtes für Betrugsbekämpfung (OLAF) übertragenen Untersuchungsbefugnisse und in Übereinstimmung mit den darin vorgesehenen Garantien durchführt.
(3) De bepalingen van deze verordening mogen geen negatief effect hebben op de onderzoeken die door het Europees Bureau voor fraudebestrijding worden verricht op grond van de onderzoeksbevoegdheden en met inachtneming van de waarborgen die zijn vervat in Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) .