Die sich daraus ergebende Anwendung der gemeinrechtlichen einmonatigen Kündigungsfrist, die in Artikel 1736 des Zivilgesetzbuches vorgesehen ist, kann jedoch nicht als eine unverhältnismässige Massnahme im Lichte der Zielsetzung des Geschäftsmietgesetzes im Allgemeinen und des Artikels 14 dieses Gesetzes im Besonderen angesehen werden.
De toepassing van de gemeenrechtelijke opzeggingstermijn van één maand in artikel 1736 van het Burgerlijk Wetboek, die daaruit voortvloeit, kan evenwel niet worden beschouwd als een onevenredige maatregel in het licht van de doelstelling van de handelshuurwet in het algemeen en van artikel 14 van die wet in het bijzonder.