Vertaling van "bruch tage " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

Bruch über Tage
openluchtgroeve

5-Tage-Woche | Fünf-Tage-Woche
vijfdaagse werkweek

Europäische Tage des Kulturerbes | Europäischer Tag des Denkmals | Tag des offenen Denkmals | Tage des Kulturerbes
Europese monumentendag | Monumentendag | open-monumentendag | OMD [Abbr.]

innerhalb eines Tages gewährter Kredit | Kredit innerhalb des Tages
intradaags krediet

diurnus | am Tage vorkommend
diurnus | wat overdag plaatsheeft

Steinbruch unter Tage
ondergrondse groeve

unter Tage
ondergronds

Fraktur | Bruch
fractuur | beenbreuk

Hernia | Bruch
hernia | breuk

DNA-Bruch eines Gens
Gendisruptie

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

Die Tage, die Teil eines unvollständigen Kalendermonats sind, werden in Höhe des Bruchs berücksichtigt, dem sie im Verhältnis zu der Anzahl Tage, die dieser Kalendermonat tatsächlich insgesamt hat, entsprechen.
De dagen die deel uitmaken van een onvolledige kalendermaand worden in aanmerking genomen ten belope van het gedeelte dat zij vertegenwoordigen in verhouding tot het aantal dagen dat werkelijk begrepen is in die volledige kalendermaand.

Auf Antrag der belgischen, der spanischen und der niederländischen Delegation berieten die Minister über das weitere Vorgehen im Anschluss an die außerordentliche Tagung des Rates vom 7. Juni 2011 über die Lebensmittelsicherheit in der EU und die Folgen des jüngsten EHEC-Aus­bruchs in Norddeutschland für den Markt (Dok. 11006/11); dieses Thema stand auch auf der Tages­ordnung für die jüngste Tagung des Rates (Landwirtschaft) vom 28. Juni 2011 (Dok. 11835/11).
Op verzoek van de Belgische, de Spaanse en de Nederlandse delegatie hebben de ministers verdere maatregelen genomen naar aanleiding van de buitengewone Raad van 7 juni 2011 over de implicaties van de recente uitbraak van E.coli in Noord-Duitsland voor de voedselveiligheid en de markt (11006/11); dit punt stond ook op de agenda van de vorige Landbouwraad van 28 juni 2011 (11835/11).

Der Appellationshof Mons befragt den Hof darüber, ob Artikel 58 der koordinierten Gesetze über die Gruben, Lagerstätten über Tage und Brüche in der vor seiner Aufhebung durch Artikel 70 des Dekrets der Wallonischen Region vom 7. Juli 1988 geltenden Fassung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar ist, insoweit er dahingehend interpretiert wird, dass er die Anwendung der Artikel 1384 und 1386 des Zivilgesetzbuches hinsichtlich des Konzessionsinhabers einer Grube ausschliesst.
Het Hof van Beroep te Bergen vraagt het Hof naar de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van artikel 58 van de gecoördineerde wetten op de mijnen, groeven en graverijen, zoals het van kracht was vóór de opheffing ervan bij artikel 70 van het decreet van het Waalse Gewest van 7 juli 1988, in zoverre het zo wordt geïnterpreteerd dat het de toepassing van de artikelen 1384 en 1386 van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van de concessionaris van een mijn uitsluit.

2. Verstösst Artikel 58 der durch den königlichen Erlass vom 15. September 1919 koordinierten Gesetze vom 21. April 1810, 2. Mai 1837 und 5. Juni 1911 über die Gruben, Lagerstätten über Tage und Brüche (in der - was die Gruben betrifft - geltenden Fassung vor der Aufhebung durch Artikel 70 des Dekrets der Wallonischen Region vom 7. Juli 1988) gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er dahingehend ausgelegt wird, dass er - hinsichtlich des Konzessionsinhabers einer Grube - die Anwendung von Artikel 1384 des Zivilgesetzbuches ausschliesst, während kraft dieser Bestimmung ' man für die Sachen haftet, die man in Gewahrsam hat '?
2. Schendt artikel 58 van de wetten van 21 april 1810, 2 mei 1837 en 5 juni 1911, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 15 september 1919, op de mijnen, groeven en graverijen (zoals het, wat de mijnen betreft, van kracht was vóór de opheffing ervan bij artikel 70 van het decreet van het Waalse Gewest van 7 juli 1988), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het - ten aanzien van de concessionaris van een mijn de toepassing van artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek uitsluit, terwijl krachtens die bepaling, ' men [.] aansprakelijk [is voor de] zaken die men onder zijn bewaring heeft ' ?

Verstösst Artikel 58 der durch den königlichen Erlass vom 15. September 1919 koordinierten Gesetze vom 21. April 1810, 2. Mai 1837 und 5. Juni 1911 über die Gruben, Lagerstätten über Tage und Brüche (in der - was die Gruben betrifft - geltenden Fassung vor der Aufhebung durch Artikel 70 des Dekrets der Wallonischen Region vom 7. Juli 1988) gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er dahingehend ausgelegt wird, dass er - hinsichtlich des Konzessionsinhabers einer Grube - die Anwendung von Artikel 1386 des Zivilgesetzbuches ausschliesst, während kraft dieser Bestimmung ' der Eigentümer eines Gebäudes für den durch dessen Einsturz verursachten Schaden haftet, wenn dieser auf einen Mangel an Unterhalt oder einen Baufehler zurückzuführen ist '?
Schendt artikel 58 van de wetten van 21 april 1810, 2 mei 1837 en 5 juni 1911, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 15 september 1919, op de mijnen, groeven en graverijen (zoals het, wat de mijnen betreft, van kracht was vóór de opheffing ervan bij artikel 70 van het decreet van het Waalse Gewest van 7 juli 1988), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het - ten aanzien van de concessionaris van een mijn de toepassing van artikel 1386 van het Burgerlijk Wetboek uitsluit, terwijl krachtens die bepaling ' de eigenaar van een gebouw [.] aansprakelijk [is] voor de schade door de instorting ervan veroorzaakt, wanneer deze te wijten is aan verzuim van onderhoud of aan een gebrek in de bouw ' ?

In Sachen: Präjudizielle Fragen in bezug auf Artikel 58 der durch den königlichen Erlass vom 15. September 1919 koordinierten Gesetze vom 21. April 1810, 2. Mai 1837 und 5. Juni 1911 über die Gruben, Lagerstätten über Tage und Brüche (in der was die Gruben betrifft geltenden Fassung vor der Aufhebung durch Artikel 70 des Dekrets der Wallonischen Region vom 7. Juli 1988), gestellt vom Appellationshof Mons.
In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 58 van de wetten van 21 april 1810, 2 mei 1837 en 5 juni 1911, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 15 september 1919, op de mijnen, groeven en graverijen (zoals het van kracht was, wat de mijnen betreft, vóór de opheffing ervan bij artikel 70 van het decreet van het Waalse Gewest van 7 juli 1988), gesteld door het Hof van Beroep te Bergen.