(1) Unbeschadet der Artikel 17 und 22 dieser Verordnung sind die im Sinne von Artikel 4 Absatz 1 Nummer 40 der Verordnung (EU) Nr. 575/2013 zuständigen Behörden dafür verantwortlich, dass die benannten Kreditinstitute und die Zentralverwahrer mit einer Genehmigung zum Erbringen bankartiger Nebendienstleistungen nach dieser Verordnung gemäß den Bedingungen der Verordnung (EU) Nr. 575/2013 und der Richtlinie 2013/36/EU als Kreditinstitute zugelassen und als Kreditinstitute beaufsichtigt werden.
1. Onverminderd de artikelen 17 en 22 van deze verordening zijn de bevoegde autoriteiten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 40, Verordening (EU) nr. 575/2013 belast met het verlenen van een vergunning als kredietinstelling aan de uit hoofde van de onderhavige verordening aangewezen kredietinstellingen en CSD’s die uit hoofde van de onderhavige verordening een vergunning hebben verkregen om bancaire nevendiensten te verrichten, en met het daarop in hun hoedanigheid van kredietinstelling uitoefenen van toezicht onder de voorwaarden bepaald in Verordening (EU) nr. 575/2013 en in Richtlijn 2013/36/EU.