Vertaling van "bestehenden beihilfen nicht " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

Verzeichnis der nicht angemeldeten Beihilfen | Verzeichnis der nicht notifizierten Beihilfen
register van de niet-gemelde steunmaatregelen

Löschung eines nicht mehr bestehenden Flurstücks
verwijdering van een niet meer bestaand perceel

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

es zeigte sich, dass allein schon die Erhebung der Abgabe Elemente staatlicher Beihilfe im Sinne von Artikel 107 Absatz 1 AEUV aufwies, denn sie war mit Rückerstattungen verbunden, die durch die Logik des bestehenden Steuersystems nicht gerechtfertigt schienen; zudem waren diese Beihilfeelemente in Anbetracht der im Agrarsektor geltenden Vorschriften für staatliche Beihilfen offenbar nicht zu rechtfertigen.
de inning van de heffing bleek elementen van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU in te houden, omdat die gepaard ging met terugbetalingen die niet gerechtvaardigd leken in het kader van de logica van het bestaande belastingstelsel; bovendien leken deze steunelementen niet gerechtvaardigd in het licht van de staatssteunregels die van toepassing zijn in de landbouwsector.

Beihilfen zu den Kosten für die Teilnahme an Messen oder für Studien oder Beratungsdienste zur Einführung eines neuen Erzeugnisses oder eines bestehenden Erzeugnisses auf einem neuen Markt sollten in der Regel nicht als Ausfuhrbeihilfe gelten.
Steun ter compensatie van de kosten voor deelname aan handelsbeurzen of voor studies of adviesdiensten die noodzakelijk zijn voor het lanceren van een nieuw of een bestaand product op een nieuwe markt, is in de regel geen exportsteun.

(2) Mit dem Urteil des Gerichtshofs der Europäischen Gemeinschaften vom 7. September 2006 in der Rechtssache C-310/04 wurde Titel IV Kapitel 10a der Verordnung (EG) Nr. 1782/2003 des Rates wegen Verstoß gegen den Grundsatz der Verhältnismäßigkeit für nichtig erklärt, insbesondere aufgrund des Umstands, dass "der Rat, der Urheber der Verordnung (EG) Nr. 864/2004, vor dem Gerichtshof nicht belegt hat, dass er beim Erlass der mit dieser Verordnung eingeführten neuen Beihilferegelung für Baumwolle tatsächlich sein Ermessen ausgeübt hat, was die Berücksichtigung aller erheblichen Faktoren und Umstände des Einzelfalls implizierte, darunter die Berücksichtigung der Gesamtheit der mit dem Baumwollanbau verbundenen Arbeitskosten und der Lebensfähigkeit der Entkörnungsunternehmen, ohne die die Rentabilität dieses Anbaus nicht beurteilt werden konnte" und dass der Gerichtshof "nicht überprüfen [konnte], ob der Gemeinschaftsgesetzgeber, ohne die Grenzen des ihm in diesem Bereich zustehenden weiten Ermessens zu überschreiten, zu dem Schluss hat kommen können, dass die Festsetzung des Betrages der kulturspezifischen Zahlung für Baumwolle auf 35 % des Gesamtbetrags der nach der früheren Beihilferegelung bestehenden Beihilfen ausreicht, um zu gewährleisten, dass das in der fünften Begründungserwägung der Verordnung (EG) Nr. 864/2004 niedergelegte Ziel, die Rentabilität und damit die Fortsetzung dieser Kultur sicherzustellen, das das in Absatz 2 des Protokolls Nr. 4 vorgegebene Ziel widerspiegelt, erreicht wird".
(2) Bij arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 7 september 2006 in zaak C-310/04 is hoofdstuk 10 bis van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wegens schending van het evenredigheidsbeginsel nietig verklaard, waarbij met name is gewezen op de omstandigheid dat "de Raad, die Verordening (EG) nr. 864/2004 heeft vastgesteld, voor het Hof niet heeft aangetoond dat hij bij de vaststelling van de bij die verordening ingestelde nieuwe steunregeling voor katoen zijn beoordelingsbevoegdheid daadwerkelijk heeft uitgeoefend, wat veronderstelde dat rekening werd gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van de situatie, waaronder de aan de katoenteelt verbonden loonkosten en het voortbestaan van de egreneringsbedrijven, die ter beoordeling van de rentabiliteit van die teelt in aanmerking moesten worden genomen" en dat het Hof niet had kunnen "nagaan of de Gemeenschapswetgever, zonder overschrijding van zijn ruime beoordelingsbevoegdheid ter zake, tot het besluit kon komen dat de vaststelling van het bedrag van de gewasspecifieke betaling voor katoen op 35% van het totaalbedrag van de steun onder de vroegere steunregeling, volstond ter bereiking van de in punt 5 van de considerans van Verordening (EG) nr. 864/2004 uiteengezette doelstelling, namelijk de rentabiliteit en dus de voortzetting van die teelt te verzekeren, welke doelstelling overeenkomt met de in lid 2 van Protocol nr. 4 vermelde doelstelling".

Mit dem Urteil des Gerichtshofs der Europäischen Gemeinschaften vom 7. September 2006 in der Rechtssache C-310/04 (6) wurde Titel IV Kapitel 10a der Verordnung (EG) Nr. 1782/2003 des Rates wegen Verstoßes gegen den Grundsatz der Verhältnismäßigkeit für nichtig erklärt, und zwar insbesondere aufgrund des Umstands, dass „der Rat, der Urheber der Verordnung (EG) Nr. 864/2004, vor dem Gerichtshof nicht belegt hat, dass er beim Erlass der mit dieser Verordnung eingeführten neuen Beihilferegelung für Baumwolle tatsächlich sein Ermessen ausgeübt hat, was die Berücksichtigung aller erheblichen Faktoren und Umstände des Einzelfalls implizierte, darunter die Berücksichtigung der Gesamtheit der mit dem Baumwollanbau verbundenen Arbeitskosten und der Lebensfähigkeit der Entkörnungsunternehmen, ohne die die Rentabilität dieses Anbaus nicht beurteilt werden konnte“ und dass der Gerichtshof „nicht überprüfen [konnte], ob der Gemeinschaftsgesetzgeber, ohne die Grenzen des ihm in diesem Bereich zustehenden weiten Ermessens zu überschreiten, zu dem Schluss hat kommen können, dass die Festsetzung des Betrags der kulturspezifischen Zahlung für Baumwolle auf 35 % des Gesamtbetrags der nach der früheren Beihilferegelung bestehenden Beihilfen ausreicht, um zu gewährleisten, dass das in der fünften Begründungserwägung der Verordnung Nr. 864/2004 niedergelegte Ziel, die Rentabilität und damit die Fortsetzung dieser Kultur sicherzustellen, das das in Absatz 2 des Protokolls Nr. 4 vorgegebene Ziel widerspiegelt, erreicht wird“.
Bij arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 7 september 2006 in zaak C-310/04 (6) is hoofdstuk 10 bis van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wegens schending van het evenredigheidsbeginsel nietig verklaard, waarbij met name is gewezen op de omstandigheid dat „de Raad, die Verordening (EG) nr. 864/2004 heeft vastgesteld, voor het Hof niet heeft aangetoond dat hij bij de vaststelling van de bij die verordening ingestelde nieuwe steunregeling voor katoen zijn beoordelingsbevoegdheid daadwerkelijk heeft uitgeoefend, wat veronderstelde dat rekening werd gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van de situatie, waaronder de aan de katoenteelt verbonden loonkosten en het voortbestaan van de egreneringsbedrijven, die ter beoordeling van de rentabiliteit van die teelt in aanmerking moesten worden genomen” en dat het Hof niet had kunnen „nagaan of de Gemeenschapswetgever, zonder overschrijding van zijn ruime beoordelingsbevoegdheid ter zake, tot het besluit kon komen dat de vaststelling van het bedrag van de gewasspecifieke betaling voor katoen op 35 % van het totaalbedrag van de steun onder de vroegere steunregeling, volstond ter bereiking van de in punt 5 van de considerans van Verordening (EG) nr. 864/2004 uiteengezette doelstelling, namelijk de rentabiliteit en dus de voortzetting van die teelt te verzekeren, welke doelstelling overeenkomt met de in lid 2 van Protocol nr. 4 vermelde doelstelling”.

Die Beihilfen seien auch nicht von den Rechtsinstituten Anstaltslast und Gewährträgerhaftung erfasst und damit keine bestehenden Beihilfen.
De steun zou ook niet onder de rechtsinstituten „Anstaltslast” en „Gewährträgerhaftung” vallen en dus geen bestaande steun zijn.

(98) Was den zweiten Absatz des Artikels 87 anbetrifft, so erfuellen die bestehenden Beihilfen nicht die unter Buchstabe a) genannten Voraussetzungen (Beihilfen sozialer Art an einzelne Verbraucher) und selbstverständlich nicht die unter Buchstabe c) genannten.
(98) Wat artikel 87, lid 2, betreft voldoet de betrokken steun niet aan de voorwaarden onder a) (steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers) en vanzelfsprekend ook niet aan die onder c).

122. fordert die Kommission auf, mit der Beibehaltung des spezifischen Finanzinstruments für die Fischerei die Strukturbeihilfen für den Fischereisektor fortzuführen und gleichzeitig die bestehenden Beihilfen beizubehalten, die nicht zu einer Erhöhung des Gesamtfangaufwands führen, insbesondere die Beihilfen, die positive Auswirkungen auf die Bestände und den Schutz der Meeresumwelt haben;
122. dringt er bij de Commissie op aan haar structurele steun aan de visserijsector voort te zetten door handhaving van het financieel instrument voor de oriëntatie van de visserij en door voorts alle bestaande subsidies die niet leiden tot verhoging van de totale vangsten, in het bijzonder de subsidies die bestemd zijn voor verbetering van de stand van de visbestanden en de bescherming van het mariene milieu, eveneens te handhaven;

(73) Staatliche Beihilfen, die nicht unter die De-minimis-Regelung fallen und keine bestehenden Beihilfen sind, sind gemäß Artikel 88 Absatz 3 EG-Vertrag und Artikel 62 Absatz 3 EWR-Abkommen anmeldepflichtig.
(73) De Commissie wijst erop dat steun die niet binnen het toepassingsgebied van de de-minimisvoorschriften valt en geen bestaande steun is, van tevoren moet worden aangemeld op grond van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 62 van de EER-overeenkomst.

122. fordert die Kommission auf, mit der Beibehaltung des spezifischen Finanzinstruments für die Fischerei die Strukturbeihilfen für den Fischereisektor fortzuführen und gleichzeitig die bestehenden Beihilfen beizubehalten, die nicht zu einer Erhöhung des Gesamtfangaufwands führen, insbesondere die Beihilfen, die in den meisten Mitgliedstaaten Auswirkungen auf die Bestände und den Schutz der Meeresumwelt haben;
122. dringt er bij de Commissie op aan haar structurele steun aan de visserijsector voort te zetten door handhaving van het financieel instrument voor de oriëntatie van de visserij en door voorts alle bestaande subsidies die niet leiden tot verhoging van de totale vangsten, in het bijzonder de subsidies die bestemd zijn voor verbetering van de stand van de visbestanden en de bescherming van het mariene milieu, eveneens te handhaven;

Was schließlich die in Artikel 92 Absatz 3 Buchstabe c) des Vertrages vorgesehenen Ausnahmen zugunsten von »Beihilfen zur Förderung der Entwicklung gewisser Wirtschaftszweige" betrifft, so hat die Entwicklung der keramischen Industrie - vor allem angesichts der in der Gemeinschaft bestehenden Überkapazitäten - zu der Schlußfolgerung geführt, daß die Erhaltung der Produktionskapazitäten mittels staatlicher Beihilfen nicht im gemeinsamen Interesse liegt - HAT FOLGENDE ENTSCHEIDUNG ERLASSEN:
Overwegende ten slotte dat ten aanzien van de uitzonderingen van artikel 92, lid 3, sub c), van het Verdrag ten gunste van steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van bedrijvigheid te vergemakkelijken de ontwikkeling in de ceramische sector tot de conclusie leidt, met name rekening houdend met de overcapaciteit die meer in het bijzonder op het gebied van ceramisch sanitair in de Gemeenschap bestaat, de handhaving van de produktiecapaciteit door middel van staatssteun in strijd is met het gemeenschappelijk belang,