C. in der Erwägung, dass die Zuerkennung der Unionsbürgerschaft folglich vom Besitz der Staatsangehörigkeit eines Mitgliedstaats der Europäischen Union abhängt und es sich daher nicht um einen eigenständigen Begriff handelt, sondern dass sie von jedem Staat auf der Grundlage seiner eigenen Rechtsvorschriften geregelt ist,
C. overwegende dat hieruit voortvloeit dat de toekenning van het burgerschap van de Unie afhangt van het bezit van de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie en dat het bijgevolg niet gaat om een autonoom begrip, maar dat dit door elke lidstaat op basis van zijn eigen wetten wordt geregeld,