(2) Die Mitgliedstaaten können als Prüfer Personen, Berufsgruppen oder Mitarbeiter von Institutionen benennen, die nach ihrer Auffassung die in Absatz 1 enthaltenen Anforderungen erfuellen.
2. De personen, de beroepsgroepen of het personeel van instellingen die de verificatietaken moeten uitoefenen, worden door de Lid-Staat aangewezen wanneer die van oordeel is dat zij aan de in lid 1 gestelde eisen beantwoorden.