(2) Gemeinsam mit den in Absatz 1 genannten Anträgen wird eine Erklärung vorgelegt, in der die den Antrag stellende Behörde oder die Kommission die ihr bekannten relevanten Tatsachen sowie die Gründe für einen schwerwiegenden Verdacht darlegt.
2. De in lid 1 bedoelde verzoeken gaan vergezeld van een verklaring met een uiteenzetting van de relevante feiten die de verzoekende autoriteit of de Commissie bekend zijn, alsmede de gronden welke bestaan voor ernstige verdenking.