Mit diesen präjudiziellen Fragen wird
der Hof gebeten zu befinden, ob Artikel 43bis Absatz 1 des Strafgesetzbuches möglicherweise gegen die Artikel 10, 11 und 13 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention sowie Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte verstosse, indem die Zivilpartei infolge der obengenannt
en Bestimmung gegen ihren Willen ihrem gesetzlichen, zuständigen, unparteiischen und unabhängigen Richter entzogen we
...[+++]rde (erste präjudizielle Frage) und indem die mögliche Zuweisung der Vermögensvorteile im Sinne von Artikel 42 Nr. 3 des Strafgesetzbuches an die Zivilpartei lediglich von Opportunitätserwägungen seitens der Staatsanwaltschaft abhängig sei (zweite präjudizielle Frage).De prejudiciële vragen verzoeken het Hof uitspraak te doen over de mogelijke schending van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europ
ees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, door artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, doordat ten gevolge van voormelde bepaling de burgerlijke partij
tegen haar wil zou worden afgetrokken van de bevoegde, onpartij ...[+++]dige en onafhankelijke rechter die de wet haar toekent (eerste prejudiciële vraag) en doordat de mogelijke toewijzing aan de burgerlijke partij van de vermogensvoordelen bedoeld in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek louter afhankelijk is van opportuniteitsoverwegingen door het openbaar ministerie (tweede prejudiciële vraag).