Art. 7. § 1. Falls sie feststellen, dass der Vermittler verhindert ist, so ernennen die Parlamente der Parteien für die Dauer der Verhinderung einen stellvertretenden Vermittler unter den Personalmitgliedern der in Artikel 11, § 2 erwähnten Dienststelle, wobei die Bedingungen von Artikel 5 zu beachten sind.
Art. 7. § 1. Wanneer de Parlementen van de partijen vaststellen dat de ombudsman verhinderd wordt, benoemen ze, voor de periode waarin de ombudsman verhinderd wordt, een plaatsvervangend ombudsman uit de personeelsleden van de dienst bedoeld in artikel 11, § 2, die voldoen aan de in artikel 5 bepaalde voorwaarden.