Die Vorarbeiten zu dieser Bestimmung machen deutlich, dass der Gesetzgeber i
m Bewusstsein « des Ernstes des in manchen Gegenden des Landes durch Kaninchen verursachten Schadens » (Parl. Dok., Senat, 1900, Nr. 37, S. 2) wegen ihrer ungehinder
ten Vermehrung eine Antwort auf diese « Plage für die Landwirte » finden wollte (Parl. Dok., Kammer, 1898, Nr. 175, S. 14), insbesondere dadurch, dass er « die Klage auf Wiedergutmachung des verursachten Schadens [erleichterte] » (ebenda, S. 17), so dass « alles, was die reguläre Ausübung des Besch
...[+++]werderechts behindern kann », aus dem Wege geräumt wird (Parl. Dok., Senat, 1900, Nr. 37, S. 6).De parlementaire voorbereiding van die bepaling toont aan dat de wetgever, die zich
bewust was van « de ernst van de schade die in sommige streken van het land veroorzaakt werd door de konijnen » (Parl. St., Senaat, 1900, nr. 37, p. 2) wegens hun ongebreidelde ver
menigvuldiging, een antwoord wilde bieden op die « plaag voor de landbouwers » (Parl. St., Kamer, 1898, nr. 175, p. 14), met name door « de rechtsvordering tot herstel van de veroorzaakte schade te vergemakkelijken » (ibid., p. 17), zodat « alles wat de regelmatige uitoefenin
...[+++]g van het bezwaarrecht kan belemmeren » wordt geweerd (Parl. St., Senaat, 1900, nr. 37, p. 6).