81. ist der Überzeugung, dass Angleichungsmaßnahmen in Bezug auf Korruption auf die Unterschiede bei den Verjährungsfristen in den einzelnen Mitgliedstaaten abzielen sollten, wobei sowohl die Verteidigungsrechte als auch die Notwendigkeit einer wirksamen und effizienten Strafverfolgung und Verurteilung berücksichtigt werden sollten, und dass
Verjährungsfristen anhand der Verfahrensphasen oder beteiligten Instanzen aufgestellt werden sollten, so dass die Strafklage nur dann verbraucht ist, wenn die entsprechende Verfahrensphase oder der entsprechende Verfahrensschritt nicht innerhalb des vorgegebenen Zeitrahmens abgeschlossen wurde; ist
...[+++]außerdem der Überzeugung, dass Korruptionsfälle im Einklang mit den Grundsätzen der Verhältnismäßigkeit und der Rechtstaatlichkeit nicht verjähren können, solange tatsächlich ein Strafverfahren läuft; 81. is van mening dat de verschillen in verjaringstermijnen voor corruptiedelicten tussen de lidstaten moeten worden geharmoniseerd, zodat tegelijkertijd recht kan worden gedaan aan de belangen van de verdediging en aan de noodzaak tot het voeren van een effectieve en efficiënte vervolgings- en veroordeli
ngsprocedure, en dat deze verjaringstermijnen moeten worden afgestemd op de procedurestadia of op de betrokken instantie, zodat een misdrijf alleen kan verjaren indien de bewuste fasen of stappen niet binnen een bepaald tijdsbestek zijn voltooid; is tevens van mening dat, onder voorbehoud van het evenredigheidsbeginsel en van de princip
...[+++]es van de rechtsstaat, corruptiezaken niet mogen verjaren zolang de strafrechtsprocedures nog daadwerkelijk lopen;