(1) Dieses Kapitel ist nicht so auszulegen, als hindere es eine Vertragspartei daran, geeignete Maßnahmen unter anderem aus folgenden aufsichtsrechtlichen Gründen einzuführen oder aufrechtzuerhalten:
1. Geen van de bepalingen van dit hoofdstuk wordt zodanig uitgelegd dat zij voor een partij een beletsel vormt voor het vaststellen of handhaven van redelijke maatregelen voor prudentiële doeleinden, zoals: