1. « Verstösst Artikel 30bis § 3 Absatz 3 des Gesetzes vom 27. Juni 1969 ' zur Revision des Erlassgesetzes vom 28. Dezember 1944 über die soziale Sicherheit der Arbeitnehmer ', eingefügt durch Artikel 61 des Gesetzes vom 4. August 1978 ' zur wirtschaftlichen Neuorientierung ', in der Fassung vor seiner Ersetzung durch Artike
l 1 des königlichen Erlasses vom 26. Dezember 1998 ' zur Festlegung von Massnahmen im Hinblick auf die Anpassung der Regelung der gesamtschuldnerischen Haftung für Sozial- und Steuerschulden in Anwendung von Artikel 43 des Gesetzes vom 26. Juli 1996 zur Modernisierung der sozialen Sicherheit und zur Sicherung der gese
...[+++]tzlichen Pensionsregelungen ' - wobei dieser königliche Erlass durch Artikel 1 Nr. 4 des Gesetzes vom 23. März 1999 ' zur Bestätigung und zur Abänderung der in Anwendung des Gesetzes vom 26. Juli 1996 zur Modernisierung der sozialen Sicherheit und zur Sicherung der gesetzlichen Pensionsregelungen ergangenen königlichen Erlasse ' bestätigt wurde -, dahingehend ausgelegt, dass er keine Straftat im Sinne von Artikel 38 des vorerwähnten Gesetzes vom 27. Juni 1969 einführt, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern er es einer Person, die vom Landesamt für soziale Sicherheit wegen Nichtleistung der in Artikel 30bis § 3 Absatz 1 desselben Gesetzes vorgeschriebenen Zahlung vor das Arbeitsgericht geladen wird, um dazu verurteilt zu werden, dieser Einrichtung den in der fraglichen Bestimmung vorgesehenen ' Zuschlag ' zu zahlen, nicht erlaubt, die Anwendung von Artikel 85 Absatz 1 des Strafgesetzbuches zu beanspruchen, um eine Herabsetzung des vorerwähnten ' Zuschlags ' zu erwirken, während eine Person, die aufgrund von Artikel 35 Absatz 1 Nr. 3 des vorerwähnten Gesetzes vom 27. Juni 1969 wegen der gleichen Fakten vor dem Korrektionalgericht verfolgt wird, mildernde Umstände geltend machen kann, um eine Herabsetzung der Strafe bis unter die in der letztgenannten Bestimmung vorgeschriebenen Mindestsätze zu erwirken?1. « Schendt artikel 30bis, § 3, derde lid, van de wet van 27 juni 1969 ' tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ', ingevoegd bij artikel 61 van de wet van 4 augustus 1978 ' tot economische heroriëntering ' en in de versie vóór de vervanging ervan bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 december 1998 ' houdende maatregelen met het oog op de aanpassing van de hoofdelijke aansprakelijkheidsregeling voor de sociale en fiscale schulden met toepassing van artikel 43 van de wet van 26 juli 1996 houdende de modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels ' - koninklijk besluit bekrachtigd bij artikel 1, 4°,
...[+++] van de wet van 23 maart 1999 ' tot bekrachtiging en tot wijziging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels ' -, in die zin geïnterpreteerd dat het geen misdrijf invoert in de zin van artikel 38 van de voormelde wet van 27 juni 1969, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de persoon die door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de arbeidsrechtbank wordt gedagvaard, wegens de afwezigheid van de in artikel 30bis, § 3, eerste lid, van dezelfde wet vereiste storting, teneinde te worden veroordeeld tot de betaling, aan die instelling, van de ' bijslag ' bedoeld in de in het geding zijnde bepaling niet toestaat aanspraak te maken op de toepassing van artikel 85, eerste lid, van het Strafwetboek, teneinde een vermindering van de voormelde ' bijslag ' te verkrijgen, terwijl dezelfde persoon die voor dezelfde feiten voor de correctionele rechtbank wordt vervolgd op grond van artikel 35, eerste lid, 3°, van de voormelde wet van 27 juni 1969 verzachtende omstandigheden kan aanvoeren teneinde een vermindering van de straf te verkrijgen tot onder de in die laatstgenoemde ...