Das vorlegende Rechtsprechungsorgan ist der Auffassung, dass die in Artikel 4 § 3bis der Ordonnanz vom 23. Juli 1992 vorgesehene Befreiung nur für die Gebäude gelte, in denen regelmäßig die Plenarsitzungen abgehalten würden, und nicht für Gebäude der Abgeordnetenkammer, die mit Tätigkeiten der Kammer verbunden seien, nämlich Gebäude, in denen die Bibliothek, die Einbürgerungskommission und die Quästur untergebracht seien.
Het verwijzende rechtscollege is van oordeel dat de vrijstelling waarin artikel 4, § 3bis, van de ordonnantie van 23 juli 1992 voorziet, enkel geldt vo
or de gebouwen waar regelmatig de plenaire vergader
ingen worden gehouden en niet voor gebouwen van de Kamer van volksvertegenwoordigers die verbonden zijn met de werkzaamheden van de Kamer, te dezen met name de gebouwen waar
de bibliotheek, de Commissie voor de Naturalisaties en de Q
...[+++]uaestuur gevestigd zijn.